EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
Malmberg
D'accord2
4vwo
4vwo-H3-FN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
ainsi
=
zo
avant de
=
voor
avoir le droit
=
het recht hebben
confier à
=
toevertrouwen aan
d’abord
=
eerst
désormais
=
voortaan
destiné à
=
bestemd voor
fournir
=
verschaffen
recouvrir
=
bedekken
un annonceur
=
een adverteerder
voire
=
ja zelfs
à mon avis
=
naar mijn mening
avoir envie de
=
zin hebben om
c’est vrai que
=
weliswaar
cesser de
=
ophouden te
comme
=
omdat
disponible
=
beschikbaar
en revanche
=
daarentegen
essayer
=
proberen
la réponse
=
het antwoord
pourtant
=
toch
préoccuper
=
bezorgd maken
ressentir
=
gevoelen / voelen
à force de
=
door alsmaar te
consulter
=
raadplegen
emmener
=
meenemen
énerver
=
irriteren
envahir
=
binnendringen
finir par
=
ten slotte
la boîte vocale
=
de voicemail
la messagerie instantanée
=
Instant Messenger (bijv. MSN) / Instant Messenger
la résolution
=
het voornemen
le blog
=
het weblog
le florilège
=
de bloemlezing
le langage
=
de taal
maîtriser
=
beheersen
or
=
welnu
rater / louper
=
missen
sinon
=
zo niet
taper
=
tikken
une abréviation
=
een afkorting
une habitude
=
een gewoonte
un métier de rêve
=
een beroep om van te dromen
le cinéma
=
de film
le cinéaste
=
de filmmaker
la cinémathèque
=
het filmhuis
la chaîne Antenne 2
=
de zender Antenne 2
une émission
=
een uitzending
émettre
=
uitzenden
le reporter
=
de verslaggever
une enquête journalistique
=
een journalistiek onderzoek
un reportage de guerre
=
een oorlogsreportage
le réalisateur
=
de regisseur
le tournage
=
de opnamen
le montage
=
de montage
s’embrasser
=
elkaar zoenen
une ombre
=
een schaduw
trembler
=
beven
la rage / la colère
=
de woede
le mépris
=
de minachting
ailleurs
=
elders
la clarté
=
het licht
puisque
=
aangezien
affirmer
=
beweren
au bout de
=
na
le chagrin
=
het verdriet
un rêve
=
een droom
veiller
=
waken
généreux
=
mild
tendre la main
=
de hand reiken
se partager quelque chose
=
iets met elkaar delen
fuir
=
vluchten
le navire
=
het schip
le lendemain
=
de volgende dag
l’espoir
=
de hoop
se justifier
=
zich rechtvaardigen
le vieillissement
=
het ouder worden
le remords
=
het schuldgevoel
la faiblesse
=
de zwakte
se passer
=
gebeuren
le proviseur
=
de rector
des notes
=
aantekeningen
incompréhensible
=
onbegrijpelijk
le but
=
het doel
améliorer
=
verbeteren
diffuser
=
verspreiden
enseigner
=
onderwijzen
des mots de passe
=
wachtwoorden
intervenir
=
tussenbeide komen
car
=
want
plutôt
=
tamelijk
oser
=
durven
la sonnerie
=
het rinkelen
écourter
=
korter maken
des chuchotements
=
het gefluister
l'inquiétude
=
de ongerustheid
coûteux
=
duur
les confidences
=
de vertrouwelijkheden
raconter
=
vertellen
une assurance
=
een verzekering
une vertu
=
een deugd
traverser
=
doormaken
surmonter
=
te boven komen