Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • sur la côte = aan de kust
  • au bord de la mer = aan zee
  • l’été dernier = de afgelopen zomer / afgelopen zomer
  • les prochaines vacances = de volgende vakantie
  • cette fois-ci = déze keer
  • cet été = deze zomer
  • cette année = dit jaar
  • franchement = eerlijk gezegd
  • j’ai peur que = ik ben bang dat
  • je pense que = ik denk dat
  • je crois que = ik geloof dat
  • dans le nord = in het noorden / naar het noorden
  • dans le sud = in het zuiden / naar het zuiden
  • dans l’ouest = in het westen / naar het westen
  • dans l’est = in het oosten / naar het oosten
  • tu ne t’imagines pas comme = je kunt je niet voorstellen hoe
  • faire du camping = kamperen
  • prendre le train = met de trein gaan
  • partir en avion = met het vliegtuig gaan
  • à la montagne = naar de bergen
  • à l’étranger = naar het buitenland
  • à la campagne = naar het platteland
  • au nord de Paris = ten noorden van Parijs
  • à l’est de Paris = ten oosten van Parijs
  • passer deux semaines au Portugal = twee weken in Portugal doorbrengen
  • souvent = vaak
  • revenir de vacances = van vakantie terugkomen
  • la semaine prochaine = de volgende week / volgende week
  • l’été prochain = de volgende zomer / volgende zomer
  • l’année passée = vorig jaar
  • sans doute = waarschijnlijk
  • se balader = wandelen
  • avoir envie de = zin hebben in
  • rarement = zelden
  • se baigner = zwemmen in zee / zwemmen
  • au pied de = aan de voet van
  • avoir peur = bang zijn
  • au-dessus de = boven
  • par contre = daarentegen
  • la destination = de bestemming
  • avoir l’habitude = de gewoonte hebben
  • faire un trajet = een afstand afleggen
  • une occasion = een gelegenheid
  • valider un ticket = een kaartje afstempelen
  • pas grand-chose = niet veel
  • le sous-sol = onder de grond
  • traverser = oversteken
  • se déplacer = reizen binnen een klein gebied / reizen
  • voyager = reizen
  • rouler = rijden
  • rapide = snel
  • ralentir = vertragen
  • dès que = zodra
  • vos expériences = uw ervaringen
  • au bout de trois mois = na drie maanden
  • tout à fait = volledig
  • j’ai eu l’occasion = ik heb de gelegenheid gehad
  • en particulier = in het bijzonder
  • ci-joint je vous envoie mon C.V. = bijgaand stuur ik u mijn cv
  • a retenu mon attention = heeft mijn belangstelling gewekt
  • les centres d’intérêt = de hobby’s
  • veuillez croire, Madame, Monsieur, à l’expression de mes respectueuses salutations = hoogachtend
  • je possède donc une certaine expérience dans ce domaine = ik heb dus al enige ervaring op dit gebied
  • dans l’espoir d’une réponse positive de votre part = ik hoop op een positief antwoord van uw kant
  • je voudrais postuler pour ce poste = ik wil solliciteren naar die baan
  • je serais content de travailler dans votre supermarché = ik zou het leuk vinden in uw supermarkt te werken
  • paru le 10 janvier sur Internet = op 10 januari op internet verschenen
  • la formation = de opleiding
  • les coordonnées / les renseignements personnels = de persoonlijke gegevens
  • les langues = de talen (die je spreekt) / de talen
  • l'expérience professionnelle = de werkervaring