Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • se séparer = uit elkaar gaan / scheiden
  • tout savoir = alles weten
  • une fois les vacances finies = als de vakantie eenmaal voorbij is
  • avoir peur = bang zijn
  • se fâcher = boos worden / ruzie hebben
  • ce serait pire = dat zou erger zijn
  • se connaître = elkaar kennen / elkaar leren kennen
  • se téléphoner = elkaar bellen
  • se rencontrer = elkaar ontmoeten
  • s’écrire = elkaar schrijven
  • se revoir = elkaar terugzien
  • se passer = gebeuren
  • aller bien = goed gaan
  • rencontrer quelqu’un = iemand ontmoeten
  • quelque chose de compliqué = iets ingewikkelds
  • il me plaît assez = ik vind hem best wel leuk
  • en d’autres mots = met andere woorden
  • aux yeux verts = met groene ogen
  • fou amoureux = smoorverliefd
  • déçu = teleurgesteld
  • habiter loin l’un de l’autre = ver van elkaar wonen
  • tomber amoureux = verliefd worden
  • se demander = zich afvragen
  • s’accrocher = zich vastklampen
  • commander = bestellen
  • l’addition = de rekening
  • à l’ombre = in de schaduw
  • se plaindre de = klagen over
  • manquer = ontbreken
  • sale = vies
  • à l’autre bout de = aan de andere kant van
  • alcoolisé = alcoholisch
  • une expérience = een ervaring
  • un excès = een uitspatting
  • un avantage = een voordeel
  • la boisson = het drankje
  • l’usage = het gebruik
  • le risque = het risico
  • les retrouvailles = het weerzien
  • décevant = teleurstellend
  • échanger = uitwisselen