Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • à moins de = tenzij
  • au-dessus de = over
  • boire la tasse = water binnenkrijgen
  • en plus = bovendien
  • équipé de / muni de = uitgerust met
  • faire de l’impact = indruk maken
  • faire des longueurs = baantjes trekken
  • la surface = de oppervlakte
  • le but = het doelpunt
  • le filet = het net
  • le genou = de knie
  • marquer = scoren
  • remonter à = naar boven gaan
  • se donner à fond = zich helemaal geven
  • se faire plaisir = lol hebben
  • sortir des sentiers battus = de platgetreden paden verlaten
  • voir le jour = ontstaan
  • épuisé = uitgeput
  • être somnambule = slaapwandelen
  • éveillé = wakker
  • faire de beaux rêves = dromen
  • faire la grasse matinée = uitslapen
  • l’insomnie = de slapeloosheid
  • la somnolence = de slaperigheid
  • le câlin = de liefkozing
  • le sommeil = de slaap
  • le somnifère = het slaapmiddel
  • provoquer / susciter = veroorzaken
  • s’endormir = in slaap vallen
  • se coucher = naar bed gaan
  • tard = laat
  • abîmer = beschadigen
  • abuser de = misbruik maken van
  • assidu = trouw
  • bénéficier de = profiteren van
  • causer des dégâts = schade berokkenen
  • la performance = de prestatie
  • la validité = de geldigheid
  • mener = leiden
  • par rapport à = in vergelijking met
  • précédent = voorafgaand
  • se bagarrer = vechten
  • se détendre = zich ontspannen
  • s’effondrer = instorten
  • tel que = zo als
  • vanter = roemen
  • vertueux = deugdzaam
  • apporter concours = steun verlenen
  • en fait = in feite
  • gérer = beheren
  • la branche événementielle = de afdeling evenementen
  • la puce = de chip
  • la reprise = de hervatting
  • le dossard = het rugnummer
  • le fondateur = de oprichter
  • le propriétaire = de eigenaar
  • le ravitaillement = het eten en drinken
  • les sapeurs-pompiers = de brandweer
  • les services de secours = de hulpverleningsorganisaties
  • participer à = deelnemen aan
  • se dérouler = plaatsvinden
  • une épreuve = een wedstrijd
  • voire plus = zelfs meer
  • divertir = opvrolijken
  • étant donné que = gezien het feit dat
  • frapper = raken
  • gonfler = opblazen
  • le centre de rééducation = het revalidatiecentrum
  • le défaut = het zwakke punt
  • le muscle = de spier
  • le service de pédiatrie = de kinderafdeling
  • s’alléger = verlichten
  • sain = gezond
  • timide = verlegen
  • annuel = jaarlijks
  • d’une station à l’autre = van het ene naar het andere station
  • festif = feestelijk
  • l’accès = de toegang
  • la convivialité = de gezelligheid
  • la ligne d’arrivée = de finish
  • le dépassement de soi = het zichzelf overtreffen
  • le plus attendu = het langst verwacht
  • populaire = volks
  • sous l’oeil de = onder het oog van
  • un rendez-vous sportif = een sportief samenzijn
  • une zone de rencontres = een ontmoetingsplaats
  • véritable = echt
  • une averse = een regenbui
  • la désinvolture = de ongedwongenheid
  • le gymnase = de gymnastiekzaal
  • la bruine = de motregen
  • redouter = vrezen
  • imperturbable = onverstoorbaar
  • se résigner = berusten
  • déployer = uitrollen
  • mou = slap
  • suspendu = uitgesteld
  • soulagé = opgelucht
  • une nuit d’insomnie = een slapeloze nacht
  • réticent = terughoudend
  • opiner = toestemmen
  • le ronronnement = het snorren
  • l’aigu = de hoge toon
  • la roulette = de boor
  • se résigner à = zich neerleggen bij
  • la cigale = de krekel
  • l’acier = het staal
  • obstiné = hardnekkig
  • la délivrance = de bevrijding
  • scellé = bezegeld
  • le gobelet = de beker
  • le crachat = het uitspugen
  • faire craquer = vallen voor
  • harceler = lastigvallen
  • imposer = opleggen
  • s’apprêter à = zich klaarmaken voor
  • se charger = drugs gebruiken
  • subir = ondergaan
  • teindre = verven
  • un arrêt de coeur = een hartstilstand
  • une épreuve d’endurance = een endurowedstrijd
  • batave = Hollands
  • l’orgueil = de trots
  • la providence = de voorzienigheid
  • le mâle = de man
  • le pays = het land
  • le raz de marée = de vloedgolf
  • type = gemiddeld
  • la protection = de bescherming
  • la ventilation / l'aération = de ventilatie
  • la vocation = de taak
  • l'articulation = het gewricht
  • l'impression = de indruk