EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
Malmberg
D'accord2
6vwo
6vwo-H10-FN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
à moins que
=
tenzij
aller de pair
=
samengaan
censé
=
geacht
curieusement
=
vreemd genoeg
davantage
=
meer
déployer
=
ontplooien
la suprématie
=
de overmacht
les lumières
=
de kennis
percevoir
=
waarnemen
s’impliquer dans
=
zich geheel geven aan
se frotter à
=
in aanraking komen met
un enjeu
=
een uitdaging
un tant soit peu
=
ook maar een beetje
à l’encontre de
=
ertegenin
affecter à
=
toewijzen aan
améliorer
=
verbeteren
contrer
=
verhinderen
converger
=
samenkomen
grimper
=
klimmen
la canicule
=
de hittegolf
la conviction
=
de overtuiging
la sagesse
=
de wijsheid
la voie
=
de weg
le dérèglement
=
de ontregeling
les précipitations
=
de neerslag
modifier
=
veranderen
polluant
=
vervuilend
prévenir
=
waarschuwen
renchérir
=
nog verder gaan
sans équivoque
=
ondubbelzinnig
un accroissement
=
een groei
un ouragan
=
een orkaan
une estimation
=
een schatting
venir à échéance
=
vervallen
vraisemblable
=
waarschijnlijk
décerner
=
toekennen
entamer
=
beginnen
irréprochable
=
onberispelijk
l’ingestion
=
het inslikken
la crise cardiaque
=
de hartaanval
le bienfait
=
de weldaad
le décès
=
het overlijden
le détenteur
=
de houder
le lauréat
=
de prijswinnaar
le vainqueur
=
de winnaar
aller aux urnes
=
naar de stembus gaan
parvenir à
=
bereiken
perdurer
=
aanhouden
polyglotte
=
veeltalig
s’en tirer
=
het ervan afbrengen
se préoccuper de
=
zich zorgen maken om
se procurer
=
aanschaffen
apprendre par coeur
=
uit het hoofd leren
atroce
=
afschuwelijk
autant
=
zoveel
avaler
=
verslinden
envisager
=
voor ogen hebben
s'épeler
=
spellen
estimer
=
menen
être reçu
=
geslaagd zijn
faillir
=
weinig schelen of
faire le point
=
de balans opmaken
franc et honnête
=
open en eerlijk
il n'empêche que
=
het neemt niet weg dat
juger
=
oordelen
la fuite
=
de vlucht
la grille
=
het hek
laisser tomber
=
laten vallen
le désespoir
=
de wanhoop
le machin
=
het ding
le muscle
=
de spier
le néant
=
het niets
le nuage
=
de wolk
le pressentiment
=
het voorgevoel
le prétexte
=
het voorwendsel
le secondaire
=
het middelbaar onderwijs
mon emploi du temps
=
mijn tijdsbesteding
raccrocher
=
weer ophangen
retenir
=
onthouden
s'accrocher à
=
zich vastklampen aan
satisfaire
=
tevredenstellen
secouer
=
schudden
t'en fais pas
=
trek het je niet aan
une âme
=
een ziel
affirmer
=
duidelijk tonen
afin de
=
om te
ailleurs
=
elders
d’ailleurs
=
trouwens
déverser
=
storten
en effet
=
inderdaad
épuisant
=
uitputtend
grâce à
=
dankzij
incontesté
=
onbetwist
la contrainte
=
de verplichting
le libre marché
=
de vrije markt
n’importe quel
=
het maakt niet uit welk
ne pas ... pour autant / quand même
=
toch
négocier
=
onderhandelen
nouer
=
aanknopen
où en êtes-vous?
=
hoe ver bent u?
où qu’ils soient
=
waar ze ook zijn
par excellence
=
bij uitstek
partager
=
delen
quel que soit …
=
wat ook … is
rejeter
=
verwerpen
se révéler
=
zich openbaren
un accès
=
een toegang
un outil
=
een middel
une avancée
=
een vooruitgang
une hostilité
=
een vijandige houding
une objection
=
een bezwaar
voire
=
en zelfs