Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le lieu de naissance = de geboorteplaats
  • domicile actuel = huidige woonplaats
  • l’animal = het dier
  • les animaux = de dieren
  • une tortue = een schildpad
  • un immeuble = een flatgebouw / een flat
  • la boulangerie = de bakkerswinkel / de bakkerij / de bakker
  • le pain = het brood
  • l’épicerie = de kruidenierswinkel / de kruidenier
  • le vin = de wijn
  • la fleuriste = de bloemenwinkel / de bloemist / de bloemiste
  • la chambre = de kamer / de slaapkamer
  • chez Clarisse = bij Clarisse thuis / bij Clarisse
  • sympa / sympathique = aardig / leuk / sympathiek / vriendelijk
  • Qu’est-ce que = Wat
  • rose = roze
  • violet = paars
  • orange = oranje
  • vert = groen
  • le lit = het bed
  • un ours = een beer
  • toujours = altijd
  • Arrête! = Stop! / Houd op!
  • mon clip préféré = mijn lievelingsclip
  • Ce n’est pas mon truc! = Dat is niks voor mij!
  • comme = zoals / als
  • il va = hij gaat
  • au premier étage = naar de eerste verdieping / op de eerste verdieping
  • une rose rouge = een rode roos
  • elle joue = zij speelt
  • contre = tegen
  • la fenêtre = het raam
  • sauter = springen
  • une pièce = een vertrek / een kamer
  • un écran = een scherm / een beeldscherm
  • autre = ander
  • magnifique = geweldig / prachtig / magnifiek
  • viens vite = kom snel / kom vlug / kom gauw
  • pendant = tijdens / gedurende
  • D’accord? = Oké? / Akkoord? / Goed?
  • réponds-moi = antwoord mij / antwoord me
  • le rez-de-chaussée = de benedenverdieping / de begane grond
  • le bureau = de werkkamer / de studeerkamer
  • un séjour = een woonkamer
  • une salle à manger = een eetkamer
  • jaune = geel
  • une chaise = een stoel
  • une armoire = een kast
  • noir = zwart
  • blanc = wit
  • Pourquoi? = Waarom?
  • les voisins = de buren
  • un chat gris = een grijze kat