Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le fils = de zoon
  • l’été = de zomer
  • travailler = werken
  • un cahier = een schrift
  • j’ai compris = ik heb begrepen
  • l’allemand = Duits
  • la récré / la récréation = de pauze
  • un cours = een les
  • l’interro / l'interrogation = de overhoring
  • l’anglais = Engels
  • l’histoire = de geschiedenis
  • les grands-parents = de grootouders
  • arriver à l’heure = op tijd komen
  • important = belangrijk
  • arrête / arrête de = stop met / stop
  • la batterie = het drumstel
  • les maths = wiskunde
  • Je m’excuse. = Neem me niet kwalijk.
  • Attendez! = Wacht!
  • vous prenez = jullie nemen
  • prochain = volgende
  • à droite = rechtsaf / rechts / rechtsaf
  • C’est loin. = Het is ver.
  • en retard = te laat
  • maintenant = nu
  • Quelle heure est-il? = hoe laat is het?
  • ne … plus = niet … meer
  • trop dur = te zwaar / te moeilijk
  • Quelle horreur! = Wat afschuwelijk!
  • visiter = bezoeken
  • une gare = een station
  • À quelle heure? = Hoe laat?
  • Pas de problème! = Geen probleem!
  • Une bonne idée! = Een goed idee!
  • tout droit = rechtdoor
  • jusqu’au bout de = tot het eind van
  • à gauche = linksaf
  • à tout à l’heure = tot straks