Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le vainqueur = de winnaar
  • le filet = het net
  • marquer = scoren
  • encore = nog (meer)
  • fort = sterk
  • siffler = fluiten
  • faire attention = opletten
  • perdre = verliezen
  • rater = missen
  • sans doute = zonder twijfel
  • la clĂ© = de sleutel
  • un amoureux = een vriendje
  • Fais gaffe! = Kijk maar uit!
  • nĂ©cessaire = nodig
  • avoir peur = bang zijn
  • probablement = waarschijnlijk
  • par courrier = met de post
  • le monde entier = de hele wereld
  • le lendemain = de volgende dag
  • autour de = rondom
  • les devoirs = het huiswerk
  • un devoir = een huiswerkopdracht
  • large = breed
  • bas = laag
  • je regrette = het spijt me