Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le cuisinier = de kok
  • le propriétaire = de eigenaar
  • le couteau = het mes
  • la fourchette = de vork
  • la cuillère = de lepel
  • être prêt à = klaar zijn om
  • un annuaire = een telefoongids
  • un trésor = een schat
  • un accro = een verslaafde
  • Je salive déjà! = Het water loopt me al in de mond!
  • Quelle cuisson? = Hoe wilt u het gebakken hebben?
  • bien cuit = doorbakken
  • apporter = brengen
  • fameux = beroemd
  • un plat principal = een hoofdgerecht
  • une gourmandise = een lekkernij
  • cuire = koken
  • peler = schillen
  • hacher = fijnhakken
  • dorer = lichtbruin bakken
  • mijoter = sudderen
  • la friandise = het snoepgoed
  • pourtant = toch
  • collant = plakkerig
  • un goût = een smaak
  • non-alcoolisé = alcoholvrij
  • la chaleur = de hitte
  • une serre = een kas
  • mettre = neerzetten
  • autre chose = iets anders
  • le goûter = het vieruurtje