Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • la frontière = de grens
  • la direction = de richting
  • plonger = duiken
  • les frais = de kosten
  • franchement = eerlijk gezegd
  • la différence = het verschil
  • bizarre = eigenaardig
  • la poubelle = de vuilnisbak
  • un bisou = een kusje
  • promettre = beloven
  • être fier de = trots zijn op
  • se souvenir = zich herinneren
  • se passer = zich afspelen
  • en plein air = in de open lucht
  • la météo = het weerbericht
  • un mineur = een minderjarige
  • enregistrer = inchecken
  • se retrouver = elkaar zien
  • le quai = het perron
  • monter = instappen
  • espérer = hopen
  • mener = leiden
  • retirer = uittrekken (schoenen)
  • reprendre = terugnemen
  • l’embarquement = het instappen