Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • la tempête = de storm
  • sec = droog
  • l’agriculture = de landbouw
  • un papillon = een vlinder
  • sur la côte = aan de kust
  • la pêche = het vissen
  • mesurer = meten
  • rare = zeldzaam
  • mordre = bijten
  • le vol = de vlucht
  • venir de = zojuist
  • emporter / emmener = meenemen
  • la caisse = de kassa
  • postuler = solliciteren
  • au cours de / durant = tijdens
  • l’entretien = het onderhoud
  • convenir = schikken / passen
  • le chômage = de werkloosheid
  • à part cela = afgezien daarvan
  • par contre = daarentegen
  • doué = begaafd
  • je suis doué pour = ik ben goed in
  • le Royaume-Uni = het Verenigd Koninkrijk
  • le choix = de keuze
  • l’échange = de uitwisseling
  • attirer = aantrekken, aantrekkelijk vinden
  • le point de départ = het uitgangspunt
  • la clé = de sleutel
  • frapper = treffen
  • impressionnant = indrukwekkend
  • améliorer = verbeteren
  • la base = de basis
  • se débrouiller = zich redden