Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • border = grenzen aan
  • quant à = wat betreft
  • rarement = zelden
  • une résidence secondaire = een tweede huis
  • une colline = een heuvel
  • le champ = het veld
  • la vigne = de wijngaard
  • déguster = proeven
  • une falaise = een klif
  • un taureau = een stier
  • un tournesol = een zonnebloem
  • le repos = de rust
  • un truc = een ding
  • un amateur = een liefhebber
  • faire partie de = deel uitmaken van
  • se rencontrer = elkaar ontmoeten
  • descendre = uitstappen
  • le batteur = de drummer
  • ensuite = daarna
  • enregistrer = opnemen
  • trinquer = proosten
  • comprendre = begrijpen
  • dommage = jammer
  • reconnaître = herkennen
  • battre = slaan
  • le passe-temps = de vrijetijdsbesteding
  • quelque chose = iets
  • marrant = grappig
  • un écran = een scherm
  • une flèche = een pijl
  • avoir confiance = vertrouwen
  • à la recherche de = op zoek naar
  • fort = sterk
  • conseiller = raad geven
  • la fermeture = de sluiting
  • un gant = een handschoen
  • un bonnet = een muts
  • l’occupation = de bezigheid
  • en tête de = aan het hoofd
  • les réseaux sociaux = de sociale netwerken
  • rattraper = inhalen
  • faire la connaissance de = kennismaken met
  • plein = vol
  • faire attention = opletten