EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
Malmberg
D'accord3
4havo
4havo-H6-NF
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
offrir
=
aanbieden / bieden
près de
=
dichtbij
un site / un endroit / un lieu
=
een plek
une agence de voyages
=
een reisbureau
un écran
=
een scherm
une grève
=
een staking
un vol
=
een vlucht
faire la fête
=
feesten
avoir raison
=
gelijk hebben
la météo
=
het weer
renseigner / informer
=
inlichten
prévenir
=
waarschuwen
s’occuper de
=
zich bezig houden met
se souvenir de
=
zich herinneren
avoir envie de
=
zin hebben om
Ça vaut la peine!
=
Dat is de moeite waard!
J’en ai déjà envie!
=
Ik heb er al zin in!
Ne vous inquiétez-pas.
=
Maakt u zich geen zorgen.
Quel est
=
Wat is
Qu’est-ce que je peux faire pour vous?
=
Wat kan ik voor u doen?
Qu’est-ce qu’il faut faire maintenant?
=
Wat moeten we nu doen?
On verra.
=
We zullen wel zien.
meilleur / meilleure
=
beter
le chantier
=
de bouwplaats
la boîte / la discothèque
=
de discotheek
participer à
=
deelnemen aan
tout le temps / sans arrêt
=
de hele tijd
le monde entier
=
de hele wereld
la région / les environs / les alentours
=
de omgeving
l’autorisation
=
de toestemming
l’association
=
de vereniging
le bénévole
=
de vrijwilliger
télécharger
=
downloaden
un dépliant
=
een folder
un moyen / une façon
=
een manier
un après-midi
=
een middag
formidable
=
geweldig
s’entendre bien
=
goed met elkaar kunnen opschieten
la maçonnerie
=
het metselwerk
espérer
=
hopen
médiéval / médiévale
=
middeleeuws
se rencontrer
=
elkaar ontmoeten
le bulletin d’inscription / le formulaire d'inscription
=
het inschrijfformulier
avec l’aide de
=
met behulp van
Pâques
=
Pasen
découvrir
=
ontdekken
avoir pour but de / avoir pour objectif
=
tot doel hebben om
à partir de
=
vanaf
l’été dernier
=
vorige zomer
proposer
=
voorstellen
s’inscrire
=
zich inschrijven