Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • à l’échelle de = op het niveau van
  • au fil du temps = in de loop van de tijd
  • être à l’origine de = de oorzaak zijn van
  • excepté = uitgezonderd
  • l’accès = de toegang
  • la mention = de vermelding
  • le comportement = het gedrag
  • le ménage = het huishouden
  • le revenu = de inkomsten
  • les proches = de naasten
  • mener une enquête = een onderzoek uitvoeren
  • recruter = werven
  • le boulot = het werk
  • l’enveloppe = het omhulsel
  • se moquer de = je niets aantrekken van
  • le partisan = de aanhanger
  • la prise de position = de stellingname
  • le survêtement = het trainingspak
  • la tenue = de kleding
  • voler au secours = te hulp schieten
  • affecter = aantasten
  • l’appréhension = de vrees
  • la contrainte = de dwang
  • l’embouteillage = de file
  • estimer = vinden
  • fouiller = doorzoeken
  • la goutte = de druppel
  • traîner = slepen
  • empêcher de = verhinderen
  • en cas de = in geval van
  • inciter à = aanzetten tot
  • l’encouragement = de aanmoediging
  • la célébration = het feest
  • la charité = de liefdadigheid
  • la glorification = de verheerlijking
  • la mesure = de maatregel
  • la préservation = het behoud
  • le maire = de burgemeester
  • mendier = bedelen
  • baptiser = dopen
  • conquérir = veroveren
  • dévoiler = ontsluieren
  • devoir à = danken aan
  • inédit = volkomen nieuw
  • l’ancêtre = de voorouder
  • l’audace = de durf
  • l’hommage = het eerbetoon
  • la tenue légère = de lichte kleding
  • le cinéphile = de filmliefhebber
  • promouvoir = promoten
  • s’efforcer de = zijn uiterste best doen
  • se dérouler = plaatsvinden
  • approximatif = ruw geschat
  • bilingue = tweetalig
  • en particulier = in het bijzonder
  • entraîner = meeslepen
  • grave = erg
  • indispensable = onontbeerlijk
  • l’oeuvre = het (kunst)werk
  • l’outil = de gereedschap
  • le mépris = de minachting