EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 7 - Les 7
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Italiaans
Nederlands
altro
=
ander(e)
dà
=
hij geeft
la settimana
=
de week
alla settimana
=
per week
lunedì (m.)
=
maandag
il lunedì
=
’s maandags
mercoledì (m.)
=
woensdag
il mercoledì
=
’s woensdags
venerdì (m.)
=
vrijdag
il venerdì
=
vrijdags
durare
=
duren
totale
=
totaal
insegnare
=
leren, onderwijzen
solamente
=
alleen / alleen maar
il fine settimana
=
het weekeinde
l’escursione (vr.)
=
de excursie
venire
=
komen
sabato (m.)
=
zaterdag
il sabato
=
’s zaterdags
uno studio di pubblicità
=
een reclamebureau
va
=
hij gaat
domenica (vr.)
=
zondag
la domenica
=
’s zondags
la campagna
=
het platteland
in campagna
=
naar het platteland
il mare
=
de zee
al mare
=
naar zee; aan zee
questa mattina / stamattina
=
vanochtend
la mattina
=
de ochtend
quasi
=
bijna
finito
=
afgelopen
la domanda
=
de vraag
domandare
=
vragen
voglio
=
ik wil
una cosa
=
ìets, één ding
cosa fai ...?
=
wat doe je ...?
durante la pausa
=
tijdens de pauze
volentieri
=
graag
la piazza
=
het plein
buono
=
hier: lekker
conoscere
=
kennen
il proprietario
=
de eigenaar
la birra
=
het bier
eccezionale
=
hier: heel lekker
va bene
=
oké, het is goed
caro
=
duur
oggi
=
vandaag
restare
=
blijven
mangiare
=
eten
la mela
=
de appel
spedisco
=
ik stuur, ik verzend
la cartolina
=
de ansichtkaart
la biblioteca
=
de bibliotheek
a dopo
=
tot straks
prima (bijw.)
=
eerst
lo scontrino
=
de kassabon
la cassa
=
de kassa
capire
=
verstaan, begrijpen
la questione
=
de kwestie
l’igiene (vr.)
=
de hygiëne
i soldi (altijd in het meervoud)
=
het geld
pulito
=
schoon
ecco perché
=
dat is de reden waarom
la cassiera
=
de caissière
toccare
=
aanraken
sporco
=
vies
significare
=
betekenen
che
=
dat (voegwoord)
igienico
=
hygiënisch
il clima
=
het klimaat
l’esempio
=
het voorbeeld
per esempio
=
bijvoorbeeld
freddo
=
koud
il freddo
=
de kou
uccidere
=
doden
il batterio
=
de bacterie
preferisco
=
ik geef de voorkeur aan
avere ragione
=
gelijk hebben
gli spiccioli
=
het kleingeld
il resto
=
de rest, het wisselgeld
irlandese
=
Iers
la birra media
=
400 cl bier
la mozzarella
=
de mozzarella (Italiaanse jonge kaas)
il pomodoro
=
de tomaat
l’aranciata
=
de sinas
il prosciutto
=
de ham
il formaggio
=
de kaas
la sete
=
de dorst
la lista
=
de lijst
la bevanda
=
de drank
la lista delle bevande
=
de drankenlijst
vediamo un po’...
=
even kijken...
il caffè
=
de espresso
caffè lungo
=
de koffie
il caffè decaffeinato
=
de cafeïnevrije koffie
il succo di frutta
=
het vruchtensap
che frutta?
=
wat voor fruit?
la pera
=
de peer
la pesca
=
de perzik
l’albicocca
=
de abrikoos
un succo di pesca
=
een perziksap
l’acqua minerale
=
het mineraalwater
il tè
=
de thee
caldo
=
warm
lo zucchero
=
de suiker
che schifo!
=
bah, wat vies!