EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 9 - Les 9
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Italiaans
Nederlands
il gatto
=
de kat
sotto
=
onder
la matita
=
het potlood
il libro
=
het boek
la borsa
=
de tas
dietro
=
achter
accanto a
=
naast
davanti a
=
voor (plaats aanduidend)
la giacca
=
het colbert
il giornale
=
de krant
la penna
=
de pen
la mosca
=
de vlieg
volare
=
vliegen
sopra
=
boven
la valigia
=
de koffer
il cane
=
de hond
l’albero
=
de boom
l’uccello
=
de vogel
il fiore
=
de bloem
sai?
=
weet je?
guardare
=
kijken / bekijken
la sua ragazza
=
zijn vriendin
la fotografia / la foto (meerv. le foto)
=
de foto
ridere
=
lachen
so
=
ik weet
buffo
=
grappig
quello
=
die
il fratello
=
de broer
il cugino
=
de neef (alleen in de betekenis van zoon van iemands oom of tante)
la cugina
=
de nicht
i cugini
=
neven en nichten
quale?
=
welke?
la sorella
=
de zus
che età ha?
=
welke leeftijd heeft hij / zij?
l’età (vr.)
=
de leeftijd
il nonno
=
de opa
In che anno?
=
In welk jaar?
nato / -a
=
geboren
è nato nel 1949
=
hij is geboren in 1949
il padre
=
de vader
la madre
=
de moeder
bravo!
=
bravo! / goed zo!
stupido
=
dom (bijv.nw.) / domkop (zelfst.nw.)
essere pieno di
=
vol zitten met
il / la nipote
=
neef / nicht, als zoon of dochter van iemands zus of broer; kleinzoon / kleindochter
usare
=
gebruiken
funzionare
=
functioneren, het doen
rotto
=
kapot
per fortuna
=
gelukkig
caro
=
hier: lief, goed
disponibile
=
beschikbaar
dopo
=
hier: straks
a casa tua
=
bij jou / bij jou thuis
portare
=
brengen / meenemen
il vocabolario
=
het woordenboek
il CD / compact disc
=
de cd
nuovo
=
nieuw
la copia
=
de kopie
il programma, i programmi
=
het programma, de programma’s
essere d’accordo
=
het eens zijn
il masterizzatore
=
de (cd-) brander
veloce
=
snel