Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Italiaans Nederlands
  • la pubblicità = de reclame
  • essere informato = geïnformeerd zijn
  • l’attività culturale (vr.) = de culturele activiteit
  • il catalogo = de catalogus
  • il listino prezzi = de prijslijst
  • il prezzo = de prijs
  • Cambia modo di vivere! = Verander je manier van leven!
  • cambiare = veranderen
  • la villetta = de kleine villa
  • aprire = openen
  • noleggiare = huren
  • affittare = huren (van onroerende goederen)
  • la mountain bike = de mountainbike
  • tra poco = straks
  • l’autogrill (m.) = het wegrestaurant
  • avere fame = honger hebben
  • chiudere = dichtdoen, sluiten
  • accendere = aandoen
  • spegnere = uitdoen
  • la luce = het licht
  • nulla = niets
  • la musica = de muziek
  • perdere = verliezen
  • fare la spesa = boodschappen doen
  • fare lo stupido = achterlijk doen
  • Che tempo fa? = Wat voor weer is het?
  • la Toscana = Toscane
  • le previsioni del tempo = de weersverwachting
  • Che tempo fa in Toscana? = Wat voor weer is het in Toscane?
  • Fa brutto tempo = Het is slecht weer
  • fa freddo = het is koud
  • fa bel tempo = het is mooi weer
  • il grado = de graad
  • c’è il sole = het is zonnig
  • è sereno = het is helder
  • fa caldo = het is warm
  • nevicare = sneeuwen
  • c’è nebbia = het is mistig
  • la nebbia = de mist
  • c’è vento = het waait
  • il vento = de wind
  • è variabile = het is wisselvallig
  • è nuvoloso = het is bewolkt
  • grandina = het hagelt
  • irritato = geïrriteerd
  • ieri sera = gisteravond
  • il prelievo = de geldopname
  • il bancomat = de geldautomaat
  • fuori servizio = buiten dienst
  • fare un corso d’italiano = een cursus Italiaans volgen / geven
  • ridare = teruggeven
  • la tessera = het pasje
  • il testo = de tekst
  • lo schermo = het scherm
  • riavere = terugkrijgen
  • calma! = rustig!
  • niente calma! = niks rustig!
  • la comunicazione = de communicatie
  • il cliente = de klant
  • ai suoi ordini! = tot uw orders!
  • prelevare = opnemen (van geld)
  • digitare = intoetsen
  • il codice segreto = de (geheime) pincode
  • la regola = de regel
  • bastare = genoeg / voldoende zijn, volstaan
  • la frutta = het fruit
  • una ciliegia = een kers
  • la salumeria = de delicatessenzaak
  • la panetteria = de bakkerij
  • un’oliva = een olijf
  • da solo = alleen
  • il condominio = het flatgebouw
  • l’appartamento = de flat
  • personale = persoonlijk
  • il pianterreno = de benedenverdieping
  • il tetto = het dak
  • come = hier: zoals
  • il più delle volte = meestal
  • qualche volta = soms
  • fare le scale = de trap opgaan
  • le scale (meerv.) = de trap
  • faticoso = vermoeiend
  • essere fortunato = geluk hebben
  • che strano ... = wat vreemd ...
  • non è più tanto giovane = (zij) is niet zo jong meer
  • riparare = repareren
  • un giorno = hier: op een dag
  • attraente = aantrekkelijk
  • il campo = het veld
  • l’aria = de lucht
  • intorno a = rondom
  • sentire la mancanza di = missen (letterlijk: het gebrek voelen van)
  • la scala a pioli = de ladder
  • ora / adesso = nu