EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 16 - Les 16
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Italiaans
Nederlands
la pubblicità
=
de reclame
essere informato
=
geïnformeerd zijn
l’attività culturale (vr.)
=
de culturele activiteit
il catalogo
=
de catalogus
il listino prezzi
=
de prijslijst
il prezzo
=
de prijs
Cambia modo di vivere!
=
Verander je manier van leven!
cambiare
=
veranderen
la villetta
=
de kleine villa
aprire
=
openen
noleggiare
=
huren
affittare
=
huren (van onroerende goederen)
la mountain bike
=
de mountainbike
tra poco
=
straks
l’autogrill (m.)
=
het wegrestaurant
avere fame
=
honger hebben
chiudere
=
dichtdoen, sluiten
accendere
=
aandoen
spegnere
=
uitdoen
la luce
=
het licht
nulla
=
niets
la musica
=
de muziek
perdere
=
verliezen
fare la spesa
=
boodschappen doen
fare lo stupido
=
achterlijk doen
Che tempo fa?
=
Wat voor weer is het?
la Toscana
=
Toscane
le previsioni del tempo
=
de weersverwachting
Che tempo fa in Toscana?
=
Wat voor weer is het in Toscane?
Fa brutto tempo
=
Het is slecht weer
fa freddo
=
het is koud
fa bel tempo
=
het is mooi weer
il grado
=
de graad
c’è il sole
=
het is zonnig
è sereno
=
het is helder
fa caldo
=
het is warm
nevicare
=
sneeuwen
c’è nebbia
=
het is mistig
la nebbia
=
de mist
c’è vento
=
het waait
il vento
=
de wind
è variabile
=
het is wisselvallig
è nuvoloso
=
het is bewolkt
grandina
=
het hagelt
irritato
=
geïrriteerd
ieri sera
=
gisteravond
il prelievo
=
de geldopname
il bancomat
=
de geldautomaat
fuori servizio
=
buiten dienst
fare un corso d’italiano
=
een cursus Italiaans volgen / geven
ridare
=
teruggeven
la tessera
=
het pasje
il testo
=
de tekst
lo schermo
=
het scherm
riavere
=
terugkrijgen
calma!
=
rustig!
niente calma!
=
niks rustig!
la comunicazione
=
de communicatie
il cliente
=
de klant
ai suoi ordini!
=
tot uw orders!
prelevare
=
opnemen (van geld)
digitare
=
intoetsen
il codice segreto
=
de (geheime) pincode
la regola
=
de regel
bastare
=
genoeg / voldoende zijn, volstaan
la frutta
=
het fruit
una ciliegia
=
een kers
la salumeria
=
de delicatessenzaak
la panetteria
=
de bakkerij
un’oliva
=
een olijf
da solo
=
alleen
il condominio
=
het flatgebouw
l’appartamento
=
de flat
personale
=
persoonlijk
il pianterreno
=
de benedenverdieping
il tetto
=
het dak
come
=
hier: zoals
il più delle volte
=
meestal
qualche volta
=
soms
fare le scale
=
de trap opgaan
le scale (meerv.)
=
de trap
faticoso
=
vermoeiend
essere fortunato
=
geluk hebben
che strano ...
=
wat vreemd ...
non è più tanto giovane
=
(zij) is niet zo jong meer
riparare
=
repareren
un giorno
=
hier: op een dag
attraente
=
aantrekkelijk
il campo
=
het veld
l’aria
=
de lucht
intorno a
=
rondom
sentire la mancanza di
=
missen (letterlijk: het gebrek voelen van)
la scala a pioli
=
de ladder
ora / adesso
=
nu