EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 18 - Les 18
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Italiaans
Nederlands
l’appuntamento
=
de afspraak
il / la dentista
=
de tandarts
urgente
=
urgent, dringend
il dente
=
de tand; de kies
mi fa (molto) male
=
het doet me (erg) zeer
fare male
=
zeer doen
il dottore
=
de arts
Che cos’ha?
=
Wat heeft u?
la caviglia
=
de enkel
slogato
=
verstuikt
cadere (caduto)
=
vallen / gevallen
una slogatura
=
een verstuiking
riposare
=
rusten / uitrusten
la pomata
=
de zalf
l’ospedale (m.)
=
het ziekenhuis
il pronto soccorso
=
EHBO
in fondo a
=
aan het eind van
il braccio
=
de arm
gonfio
=
gezwollen
una puntura
=
een steek
una zanzara
=
een mug
allergico
=
allergisch
essere allergico a qualcosa
=
allergisch zijn voor iets
sembrare
=
lijken
una vespa
=
een wesp
una crema
=
een crème
spalmare
=
smeren
una volta
=
een keer
Se fra tre giorni non passa...
=
Als het over drie dagen niet over is ...
consultare
=
raadplegen
terribile
=
verschrikkelijk
il mal di testa
=
de hoofdpijn
paracetamolo
=
paracetamol
passare
=
overgaan
qualcosa di più forte
=
iets sterkers
forte
=
sterk
consigliare
=
aanbevelen
una compressa
=
een tablet (ook: een kompres)
al massimo
=
hooguit
alla volta
=
per keer
lo stomaco
=
de maag
a stomaco pieno
=
op een volle maag
presto
=
hier: snel, gauw
una crema solare
=
een zonnebrandcreme
contro
=
tegen
una scottatura
=
een verbranding, brandwond
la ricetta
=
het recept
la medicina
=
het medicijn
pronto
=
hier: klaar
l’incidente (m.)
=
het ongeluk
i carabinieri
=
de politie ( ± marechaussee)
la voce
=
de stem
il chilometro
=
de kilometer
A che chilometro?
=
Bij welke kilometerpaal?
appena
=
net
la fabbrica
=
de fabriek
la virgola
=
de komma
l’ambulanza
=
de ambulance
l’incendio
=
de brand
il fuoco
=
het vuur
i vigili del fuoco
=
de brandweer
assicurare
=
verzekeren
oddio
=
oh God
prendere fuoco
=
vlam vatten
fare presto
=
opschieten
avvisare
=
melden (hier: bellen)
scendere (sceso)
=
uitstappen; (af)dalen
l’aiuto
=
de hulp
la polizia
=
de politie
cercare di
=
proberen om
tra
=
hier: over