Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Italiaans Nederlands
  • in treno = in de trein
  • il treno = de trein
  • È libero questo posto? = Is deze plaats vrij?
  • prego = alstublieft, alsjeblieft
  • tedesco = Duitser/Duits
  • no = nee
  • di = van
  • Leida = Leiden
  • di Leida = uit Leiden
  • mia moglie = mijn vrouw
  • i bambini = de kinderen
  • già = al
  • Pisa = Pisa
  • anche = ook
  • straniera = buitenlandse
  • belga = Belg, Belgische
  • Anversa = Antwerpen
  • dove? = waar?
  • abitare = wonen
  • lavorare = werken
  • con = met
  • mia figlia = mijn dochter
  • mio marito = mijn man
  • ho = ik heb
  • Lucca = Lucca
  • il figlio = de zoon
  • lui = hij
  • Roma = Rome