EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 1 - Les 1 (Gesplitst)
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Italiaans
Nederlands
la fermata del tram
=
de tramhalte
il signore
=
de meneer
signor Tosi
=
meneer Tosi
buongiorno / salve
=
Goedendag
la signora
=
de mevrouw
Come sta?
=
Hoe gaat het met u?
bene
=
goed
grazie
=
dankje, dankuwel
e
=
en
Lei
=
u
non c'è male
=
niet slecht
scusi
=
pardon
Lei chi è?
=
Wie bent u?
chi
=
wie
sono
=
ik ben
un collega
=
een collega
olandese
=
Nederlands/Nederlander
del signor Tosi
=
van meneer Tosi
piacere!
=
aangenaam!
E Lei como si chiama?
=
En hoe heet u?
mi chiamo Valli
=
ik heet Valli
qui
=
hier
a Milano
=
in Milaan
per
=
voor
il lavoro
=
het werk
vero?
=
nietwaar?/is 't niet?
vero
=
echt, waar
Può ripetere per favore?
=
Kunt u dat herhalen alstublieft?
ripetere
=
herhalen
per favore
=
alsjeblieft, alstublieft
parlare
=
spreken
italiano
=
Italiaans, Italiaan
certo
=
zeker/natuurlijk
Italia
=
Italië
normalmente
=
normaal
sì
=
ja
ma
=
maar
adesso
=
nu
la vacanza
=
de vakantie
ecco
=
kijk
arrivare
=
aankomen
il tram
=
de tram
allora
=
nou, dan
arrivederci / arrivederla
=
tot ziens