Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Italiaans Nederlands
  • non = niet
  • Io non lo voglio

    ik wil het niet

  • e = en
  • patatine fritte e una polpetta

    frietjes en een gehaktbal

  • che = dat
  • una casa che sta

    een huis dat staat

  • un = een
  • un leone

    een leeuw

  • a = naar
  • andiamo a teatro

    we gaan naar het theater

  • per = voor
  • sono per l'energia verde

    ik ben voor groene energie

  • nel = in
  • è in piedi nel fango

    hij staat in de modder

  • ma = maar
  • Lo amo ma a volte è molto fastidioso

    ik hou van hem maar soms is hij heel irritant

  • cose = dingen
  • abbiamo bisogno di altre cose

    we hebben nog wat dingen nodig

  • con = met
  • non ti annoi con lei

    met haar verveel je je niet

  • come = zoals
  • sono proprio come mio padre

    ik ben net zoals mijn vader

  • no = nee
  • no, non lo faccio

    nee, dat doe ik niet

  • = ja
  • , lo farò

    ja, dat doe ik wel

  • io = ik
  • questo sono io

    dit ben ik

  • questo = dit
  • questo sono io

    dit ben ik

  • qui = hier
  • qui è dove sono cresciuto

    hier ben ik opgegroeid

  • bene = goed
  • bene, questo è quello che intendo

    goed, zo bedoel ik het ook

  • tutto = alles
  • tutto è per me

    alles is voor mij

  • più = meer
  • lei vuole di più

    ze wil meer

  • quando = wanneer
  • quando ci vediamo?

    wanneer gaan we afspreken?

  • perché = waarom
  • perché stiamo facendo questo?

    waarom doen we dit?

  • ora = nu
  • ora è finita!

    nu is het afgelopen!

  • dove = waar
  • dove ci incontriamo?

    waar spreken we af?