familie

Familieleden leren in het Italiaans



Wil je de familie leren in het Italiaans?
Leer dan deze lijst met Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Italiaans Nederlands
  • famiglia = gezin / familie
  • parentado = familie / bloedverwanten
  • Il padre / Papa = De vader
  • La madre / Mamma = De moeder
  • I genitori = De ouders
  • Il figlio = De zoon
  • La figlia = De dochter
  • I figli / I bambini = De kinderen
  • Il fratello = De broer
  • La sorella = De zus
  • I fratelli = De broers, de broers en zussen
  • Le sorelle = De zussen
  • Il cognato = De zwager
  • La cognata = De schoonzus
  • Il cugino / nipote = De neef
  • La cugina / nipote = De nicht
  • Lo zio = De oom
  • La zia = De tante
  • Lo nonno = de opa
  • La nonna = de oma
  • I nonni = de grootouders
  • mio marito = mijn man
  • mia moglie = mijn vrouw
  • un fidanzato = een vriend
  • una fidanzata = een vriendin