Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • deus = god
  • esse = zijn
  • est = (hij/zij/het) is
  • et = en
  • habitare = wonen
  • habitat = (hij/zij) woont
  • hic = hier
  • huc = hierheen
  • ibi = daar
  • non = niet
  • obscurus = donker
  • Olympus = de Olympus
  • saepe (bijw.) = dikwijls/ vaak
  • semper = altijd
  • sunt = (zij) zijn
  • Tartarus = de Tartarus (diepste plaats in onderwereld)
  • terra = aarde
  • umbra = schim (van gestorven mensen)/schaduw
  • venire = komen
  • veniunt = (zij) komen
  • vivere = leven
  • vivit = (hij/zij) leeft
  • nox/ noctes = nacht
  • rex/ reges = koning
  • frater/ fratres = broer
  • locus = plaats