Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • deus = god
  • immortalis = onsterfelijk
  • facinus / facinoris (onz.) = misdaad
  • supplicium = smeekbede / (dood)straf
  • reperio = vinden / te weten komen
  • ius / iuris (onz.) = recht
  • divinus = goddelijk
  • humanus = menselijk
  • cogo (cogĕre) / coegi / coactus = dwingen / bijeenbrengen
  • similis + gen. / dat. = gelijk aan / gelijkend op
  • tandem (bijw.) = tenslotte / (uit)eindelijk
  • utor (uti) / usus sum + abl. = gebruiken
  • nonne…? = toch wel? (geeft aan dat op de vraag een bevestigend antwoord wordt verwacht)
  • mos / moris = gewoonte / gebruik
  • ferus = wild / ruw
  • vitium = ondeugd / vergrijp / fout
  • obicio (obicĕre) / obieci / obiectus = werpen voor / verwijten