Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • sicut = zoals
  • apertus = open / openbaar / duidelijk
  • servo (servare) = beschermen / bewaren / behouden
  • omnino non = helemaal niet / volstrekt niet
  • parco (parcĕre) / peperci + dat. = sparen
  • meus = mijn / van mij
  • mens / mentis = geest / verstand / gedachte
  • socius = bondgenoot / makker
  • mortalis = (bijv. nw.) sterfelijk / (zelfst. nw.) sterveling
  • minime (bijw.) = allerminst
  • casus / casus = val / voorval / geval / toeval / ongeval
  • opus est + abl. = het is nodig
  • uxor / uxoris = vrouw / echtgenote
  • nondum = nog niet
  • forte (bijw.) = toevallig
  • manus / manus = hand / groep
  • unde = vanwaar / waarvandaan
  • cito (bijw.) = snel
  • iter / itineris = weg / mars / reis
  • necessitas / necessitatis = noodzaak / noodzakelijkheid
  • proficiscor (proficisci) / profectus sum = vertrekken
  • cerno (cernĕre) / crevi = waarnemen / zien
  • ignarus + gen. = onkundig van / onwetend
  • cena = diner / maal(tijd)
  • impetus / impetus = aanval / aandrang