Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • ager, agrum = akker / land
  • liberi (mv.) = kinderen
  • teneo (tenēre) = (vast)houden
  • dea = godin
  • forte = toevallig
  • ibi = daar
  • laboro (laborare) = zich inspannen / zwoegen / lijden
  • agricola = boer
  • aqua = water
  • bibo (bibĕre) = drinken
  • sed = maar
  • non = niet
  • sino (sinĕre) = toestaan / (toe)laten
  • cur = waarom
  • veto (vetare) = verbieden
  • rogo (rogare) = vragen
  • meus, -a, -um = mijn
  • nos (nom. / acc.) = wij / ons
  • verbum = woord
  • moveo (movēre) = bewegen
  • iratus, -a, -um = boos
  • dico (dicĕre) = zeggen / spreken / noemen
  • noster, -stra, -strum = (van) ons,
  • onze = (bezittelijk voornaamwoord)
  • ne = (leidt een vraag in; niet vertalen)
  • habito = (habitare) wonen