Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • pater, patrem = vader
  • terra = aarde / grond / land
  • specto (spectare) = kijken naar / zien
  • pulcher, -chra, -chrum = mooi
  • ambulo (ambulare) = wandelen
  • forma = gestalte / schoonheid
  • placeo (place¯re) + dat. = in de smaak vallen bij
  • cupidus, -a, -um + gen. = begerig naar
  • se (acc.) = zich
  • circumdo (circumdare) = omgeven
  • ira = woede
  • metuo (metue˘re) = vrezen / bang zijn
  • ingenium = karakter / talent
  • dolus = list
  • quaero (quaere˘re) = zoeken / vragen
  • tunc (bijw.) = dan / toen
  • suus, -a, -um = zijn / haar (bezittelijk voornaamwoord)
  • descendo (descende˘re) = afdalen
  • respondeo (responde¯re) = antwoorden
  • cupio (cupe˘re) = begeren / willen / verlangen