Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • cura = zorg
  • qui = die (betrekkelijk voornaamwoord)
  • princeps, principis (m) = de eerste / leider / keizer
  • mos, moris (m) = gewoonte / gebruik
  • pax, pacis (v) = vrede
  • bellum = oorlog
  • urbs, urbis (v) = stad / dé stad / Rome
  • ante + acc. = voor
  • exerceo (exercēre) = (uit)oefenen
  • inter + acc. = tussen / te midden van
  • hostis, hostis (m) = vijand
  • dux, ducis (m) leider = leider
  • trado (tradĕre) = overhandigen / uitleveren / overleveren
  • tradidi = perf. van trado (tradĕre)
  • vobis (dat.) = (aan / voor) jullie
  • populus = volk
  • hic, haec, hoc (huius) = deze / dit / hij / zij / het
  • is, ea, id (eius) = hij / zij / het / deze / dit / die / dat
  • munus, muneris (o) = geschenk / taak
  • ius, iuris (o) = recht
  • sicut = zoals
  • novus, -a, -um = nieuw
  • scelus, sceleris (o) = misdaad
  • vici = perf. van vinco (vincĕre)
  • vinco (vincĕre) = overwinnen / overtreffen
  • virtus, virtutis (v) = deugd / goede eigenschap / moed / dapperheid
  • deinde = daarna / vervolgens
  • post + acc. = na / achter
  • dedi = perf. van do (dare)
  • egi = perf. van ago (agĕre)