EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Latijn
Eisma
Minerva 1
Woorden 11A
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Latijn
Nederlands
nepos, nepotis (m)
=
kleinzoon
locus
=
plaats / streek (mv. loca of loci)
oppidum
=
(vesting)stad
dictus
=
ppp van dico (dicĕre)
avus
=
grootvader / opa
a(b) + abl.
=
door (bij passieve werkwoorden)
illic (bijw.)
=
daar
moror, morari
=
verblijven / ophouden / vertragen
bos, bovis (m / v)
=
rund / koe
occisus
=
ppp van occido (occidĕre)
abstuli, ablatus
=
perf. en ppp van aufero (auferre)
aufero (auferre) (+ abl.)
=
wegnemen / ontnemen (aan)
traxi, tractus perf. en ppp van traho
=
perf. en ppp van traho (trahĕre)
traho (trahĕre)
=
trekken
ne + conj.
=
opdat niet / om niet te
vestigium
=
(voet)spoor
diu (bijw.)
=
lange tijd
quaesivi, quaesitus
=
perf. en ppp van quaero (quaerĕre)
fero (ferre)
=
brengen / dragen / verdragen
invenio (invenire)
=
vinden / aantreffen
inveni
=
perf. van invenio (invenire)