Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • frater, fratris (m) = broer
  • imperium = macht / gezag / heerschappij / rijk
  • pepuli, pulsus = perf. en ppp van pello (pellĕre)
  • pello (pellĕre) (+ abl.) = (ver)drijven (van)
  • vero (bijw.) = echter / werkelijk / inderdaad
  • facio (facĕre) + 2 acc. = maken tot
  • natus sum = perf. van nascor (nasci)
  • nascor (nasci) = geboren worden
  • amnis, amnis (m) = stroom / rivier
  • uxor, uxoris (v) = echtgenote / vrouw
  • ripa = oever
  • reperio (reperire) = vinden / te weten komen
  • nuper = onlangs
  • alo (alĕre) = (op)voeden / grootbrengen
  • postea (bijw.) = later / daarna
  • revoco (revocare) = terugroepen
  • recessi = perf. van recedo (recedĕre)
  • recedo (recedĕre) = teruggaan / weggaan
  • condidi = perf. van condo (condĕre)
  • condo (condĕre) = stichten / opbergen / verbergen
  • sex (onverbuigbaar) = zes
  • appello (appellare) = noemen / toespreken
  • missus = ppp van mitto (mittĕre)
  • captus = ppp van capio (capĕre)