Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • nullus, -a, -um (nullius) = geen / (zelfst. nw.) niemand
  • audeo (audēre) = durven
  • universus, -a, -um = geheel / (mv.) alle(n) (tezamen)
  • maior, maior, maius (maioris) = groter
  • maiores, maiorum = machtigen / voornaamsten / voorouders
  • exercitus, exercitus = leger
  • excito (excitare) = (op)wekken / opjagen
  • egressus = ppp van egredior (egredi)
  • egredior (egredi) = gaan uit / weggaan
  • ausi sunt = zij hebben gedurfd (perf. van audēre)
  • proelium = gevecht
  • ingressus = ppp van ingredior (ingredi)
  • ingredior (ingredi) = binnengaan / lopen / beginnen
  • dormio (dormire) = slapen
  • motus, motus = beweging
  • iaceo (iacēre) = liggen
  • sensus, sensus = waarneming(svermogen) / gevoel 3. gedachte / mening
  • auris, auris (v) = oor
  • accessi = perf. van accedo (accedĕre) / naderen
  • caput, capitis (o) = hoofd