EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Latijn
Eisma
Minerva 2
Woorden 19B: Leven in Rome 2
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Latijn
Nederlands
amissus
=
ppp van amitto (amittĕre)
amitto (amittĕre)
=
verliezen
iussus
=
ppp van iubeo (iubēre) / bevelen
lacrima
=
traan
quisquis, quidquid
=
alwie / ieder die / alwat
doleo (dolēre)
=
pijn / verdriet hebben / treuren
testis, testis (m)
=
getuige
sinus, sinus
=
welving / boezem 3. baai
quidam, quiddam (cuiusdam)
=
(een zeker) iemand / (een zeker) iets / mv. enige(n) / enkele(n)
odi (perf.) (odisse)
=
haten
vicinus, -a, -um
=
(bijv. nw.) naburig / (zelfst. nw.) buur(man)
beatus, -a, -um
=
gelukkig
fruor (frui) + abl.
=
genieten van
violo (violare)
=
schenden / geweld aandoen
coma
=
(hoofd)haar
maneo (manēre)
=
blijven / wachten (op) / te wachten staan
exitus, exitus
=
uitgang / afloop / einde
minister, ministri
=
dienaar / bediende / helper
utor (uti) + abl.
=
gebruiken
quisque, quidque (cuiusque)
=
ieder
memini (perf.) (meminisse)
=
zich herinneren