Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • amissus = ppp van amitto (amittĕre)
  • amitto (amittĕre) = verliezen
  • iussus = ppp van iubeo (iubēre) / bevelen
  • lacrima = traan
  • quisquis, quidquid = alwie / ieder die / alwat
  • doleo (dolēre) = pijn / verdriet hebben / treuren
  • testis, testis (m) = getuige
  • sinus, sinus = welving / boezem 3. baai
  • quidam, quiddam (cuiusdam) = (een zeker) iemand / (een zeker) iets / mv. enige(n) / enkele(n)
  • odi (perf.) (odisse) = haten
  • vicinus, -a, -um = (bijv. nw.) naburig / (zelfst. nw.) buur(man)
  • beatus, -a, -um = gelukkig
  • fruor (frui) + abl. = genieten van
  • violo (violare) = schenden / geweld aandoen
  • coma = (hoofd)haar
  • maneo (manēre) = blijven / wachten (op) / te wachten staan
  • exitus, exitus = uitgang / afloop / einde
  • minister, ministri = dienaar / bediende / helper
  • utor (uti) + abl. = gebruiken
  • quisque, quidque (cuiusque) = ieder
  • memini (perf.) (meminisse) = zich herinneren