EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Latijn
Eisma
Minerva 2
Woorden 22A: De Belgen bestormen Bibrax
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Latijn
Nederlands
absum (abesse)
=
afwezig zijn / (+ ab + abl.) verwijderd zijn van
impetus, impetus
=
aanval / aandrang
oppugno (oppugnare)
=
aanvallen / bestormen
aegre (bijw.)
=
met moeite
aeger, -gra, -grum (aegri)
=
ziek
moenia, -ium
=
(stads)muren
undique (bijw.)
=
van alle kanten / aan alle kanten / overal
murus
=
muur
iacio (iacĕre)
=
werpen / gooien
coeptus
=
ppp van coepi / ik begon
telum
=
werptuig / mv. wapens
finis, finis (m)
=
einde / grens
fines, finium (mv.)
=
gebied
nobilitas, nobilitatis (v)
=
adel
gratia
=
gunst / invloed / charme 3. dank
gratia (+ gen.)
=
dankzij / wegens / om(wille) (gratia staat direct áchter het woord in de genitivus)
sui (mv.)
=
de zijnen (hunnen) / zijn (hun) verwanten / aanhangers
praesum (praeesse) + dat.
=
de leiding hebben over
legatus
=
gezant / onderbevelhebber
subsidium
=
hulp
diutius (bijw.)
=
langer (comparativus van diu)
adventus, adventus
=
komst
defendo (defendĕre)
=
verdedigen
studium
=
ijver / belangstelling / enthousiasme 3. studie
potior (potiri) + abl.
=
bemachtigen
discessi
=
perf. van discedo (discedĕre)
discedo (discedĕre)
=
uiteengaan / weggaan
ad + gerundium
=
om te...