Basiswoorden bij het CE Latijn 2022

Basiswoorden bij het CE Latijn 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • factum = feit / daad
  • dictum = woord
  • vir, viri = man
  • femina = vrouw
  • clarus = helder / duidelijk / beroemd
  • confirmo (confirmare) = versterken / bevestigen / bemoedigen
  • opinio, opinionis = mening / opvatting
  • sermo, sermonis = gesprek / taal
  • maritus = echtgenoot
  • solacium = troost
  • exemplum = voorbeeld
  • minus (onz. / bijw.) = minder
  • existimo (existimare) = menen / geloven
  • lego (legĕre) = verzamelen / (uit)kiezen / lezen
  • fore (inf.) = te zullen zijn (
  • par, paris + dat. = gelijk aan / opgewassen tegen
  • carus = dierbaar / geliefd / duur
  • funus, funeris (onz.) = dood / begrafenis
  • paro (parare) = voorbereiden / gereedmaken
  • duco (ducĕre) = leiden / brengen
  • ignoro (ignorare) = niet weten / kennen
  • vivo (vivĕre) = leven
  • simulo (simulare) = doen alsof / voorwenden
  • puer, pueri = jongen
  • respondeo = (be)antwoorden
  • cibus = voedsel / eten
  • sumo (sumĕre) = nemen
  • diu (bijw.) = lange tijd
  • lacrima = traan
  • egredior (egredi) = gaan uit / weggaan
  • oculus = oog
  • redeo (redire) = terugkeren
  • tamquam = zoals / alsof
  • relinquo (relinquĕre) = verlaten / achterlaten