Basiswoorden bij het CE Latijn 2022

Basiswoorden bij het CE Latijn 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • ceteri (mv.) = overige(n) / andere(n)
  • intra + acc. = binnen
  • creber, crebri = talrijk
  • huc (bijw.) = hierheen
  • pumex, pumicis = puimsteen
  • metuo (metuĕre) = vrezen / bang zijn
  • vinco (vincĕre) = overwinnen / overtreffen
  • impono (imponĕre) = leggen op / plaatsen op
  • dies, diei (mnl. / vrl.) = dag
  • fax, facis = fakkel
  • varius = verschillend / afwisselend / uiteenlopend
  • lumen, luminis = licht / oog
  • adspicio (adspicĕre) = kijken naar / aanschouwen
  • admitto (admittĕre) = toelaten / toestaan
  • super + acc. = (boven)op / over
  • aqua = water
  • fuga = vlucht
  • verto (vertĕre) = draaien / wenden / veranderen
  • duo, duorum = twee
  • statim (bijw.) = meteen / onmiddellijk
  • spiritus, spiritus = adem / geest
  • claudo (claudĕre) = (af)sluiten
  • ubi = waar (betr. voornw. van plaats) / (voegw.) zodra / wanneer
  • reddo (reddĕre) = teruggeven / (+ 2 acc.) maken tot
  • tertius = derde
  • habitus, habitus = houding / toestand
  • scio (scire) = weten
  • intersum (interesse) = liggen / zijn tussen / (+ dat.) aanwezig zijn bij / bijwonen
  • memoro (memorare) = ter sprake brengen / vermelden
  • amicus = vriend
  • angustus = nauw / eng / beperkt