Basiswoorden bij het CE Latijn 2022

Basiswoorden bij het CE Latijn 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • hic (bijw.) = hier
  • astrum = ster
  • ferus = wild / ruw
  • rex, regis = koning
  • moles, molis = massa / gevaarte / (groot) gewicht
  • miror (mirari) = bewonderen / zich verwonderen
  • aufero (auferre) = wegnemen / ontnemen
  • tectum = dak / huis
  • ager, agri = akker / land
  • umbra = schim / schaduw
  • ultimus = uiterste / laatste
  • notus = bekend
  • orbis, orbis (mnl.) = kring / wereld
  • poeta = dichter
  • gladius = zwaard
  • vulnus, vulneris (onz.) = wond
  • remitto (remittĕre) = terugsturen / loslaten
  • habito (habitare) = (be)wonen
  • cito (bijw.) = snel
  • rogo (rogare) = vragen
  • gero (gerĕre) = dragen / brengen / verrichten / uitvoeren
  • quinque (onverbuigbaar) = vijf
  • ait = hij / zij zegt / beweert / hij / zij zei / beweerde
  • modo . . . modo = nu eens . . . dan weer
  • decerno (decernĕre) = besluiten / beslissen
  • transeo (transire) = overgaan / overtrekken / voorbijtrekken / voorbijgaan (van tijd)
  • incipio (incipĕre) = beginnen
  • tres, trium = drie
  • pereo (perire) = omkomen / te gronde gaan