EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Latijn
Ars legendi
Vici
Vici 01.05
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Latijn
Nederlands
pauci
=
paucae, pauca, (maar) weinig
annus
=
anni, m., het jaar
honos / honor
=
honoris, m., 1. de eer 2. de eretitel 3. het (ere)ambt
venire
=
venio, komen
pervenire
=
pervenio, bereiken, aankomen
coepisse
=
coepi, begonnen zijn
fieri
=
fio, 1. worden 2. gebeuren
magistratus
=
magistratus, m., 1. de gezagsdrager 2. het staatsambt
transire
=
transeo, 1. overgaan naar 2. gaan door of over 3. voorbijgaan
mittere
=
mitto, sturen, zenden
longus
=
longa, longum, lang
parvus
=
parva, parvum, klein
pauper
=
pauper, pauper, arm
conspicere
=
conspicio, bemerken
adspicere
=
adspicio, 1. aankijken 2. bekijken
incipere
=
incipio, beginnen
unus
=
una, unum, één
altus
=
alta, altum, 1. hoog 2. diep
vox
=
vocis, vr., de stem
brevis
=
brevis, breve, kort
respondere
=
respondeo, antwoorden
primus
=
prima, primum, eerste
secundus
=
secunda, secundum, 1. volgende 2. tweede
malle
=
malo, liever willen
dum
=
+ind. pr., terwijl
domi
=
thuis
domum
=
naar huis
quoque
=
bijwoord, ook
inter
=
+ acc., tussen
se
=
zich
e / ex
=
+ abl., uit
quid?
=
1. wat? 2. waarom?
quis?
=
wie?
illic
=
bijwoord, ginder
hic
=
bijwoord, hier
minime
=
bijwoord, helemaal niet, allerminst
quam
=
na comparatief + superlatief, 1. dan 2. zo ... mogelijk
maior
=
maior, maius, groter
plebs
=
plebis, vr., 1. de plebejers 2. de massa
gratia
=
gratiae, vr., 1. de charme 2. de dank
oppidum
=
oppidi, onz., de (versterkte) stad
imago
=
imaginis, vr., het beeld, de afbeelding
felix
=
felix, felix, gelukkig, succesvol
imperator
=
imperatoris, m., 1. de opperbevelhebber 2. de keizer
gravis
=
gravis, grave, 1. zwaar 2. ernstig
flere
=
fleo, wenen, bewenen
mirari
=
miror, 1. zich verwonderen (over) 2. bewonderen
amicus
=
amici, m., de vriend
amica
=
amicae, vr., de vriendin
aetas
=
aetatis, vr., de leeftijd
terra
=
terrae, vr., de aarde, het land
potens
=
potens, potens, machtig
postquam
=
+ ind. perf., nadat
ante
=
+ acc., 1. vóór 2. vroeger, voorop
mox
=
bijwoord, weldra, binnenkort, straks
itaque
=
dus, dan ook
deinde
=
bijwoord, daarna, vervolgens
iterum
=
bijwoord, opnieuw
quidam
=
quaedam, quoddam, een bepaalde, een zekere
tum
=
bijwoord, dan, op dat moment
quoniam
=
aangezien
nihil
=
niets
iam
=
bijwoord, 1. al 2. dadelijk
non iam
=
bijwoord, niet meer
semper
=
bijwoord, altijd
sic
=
zo
nemo
=
niemand