Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • tremebat = tremere, trillen
  • tumultu = tumultus, 1. de verwarring, het tumult 2. de opstand
  • avido = avidus, begerig (naar)
  • feris = fera, het wild dier
  • familiaribus = familiaris, 1. van het gezin 2. vertrouwd
  • gregem = grex, de kudde
  • genera = genus, 1. de afkomst 2. het geslacht 3. de soort
  • amicitiae = amicitia, de vriendschap
  • procedant = procedere, 1. vooruitgaan 2. tevoorschijn komen
  • subita = subitus, plots(eling)
  • luctu = luctus, de droefheid
  • miram = mirus, wonderbaar, raar, vreemd
  • instructa erit = instruere, 1. opstellen 2. opleiden
  • complexus est = complecti, omarmen
  • subituros = subire, 1. gaan / komen onder / in 2. ondergáán