Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Latijn Nederlands
  • hospes / hospites m = gast(vriend)
  • nullus = geen
  • pax / pacem v = vrede
  • afferre = brengen naar
  • condicio / condiciones v = voorwaarde / toestand
  • adimere = ontnemen
  • argentum = zilver
  • privatus = persoonlijk / privĂ©-
  • publicus = van de staat / staats-
  • conferre = bij elkaar brengen
  • exire = weggaan / naar buiten gaan
  • primores (meerv.) m = de eersten / de voornaamsten
  • concillium = vergadering
  • accendere = aansteken
  • primum (bijwoord) = eerst
  • iacere / io = Gooien
  • tumultus (4) = tumult
  • turris / turres v = toren
  • ruina = puinhoop
  • exercitus (4) = leger
  • circa (+ acc.) = rondom
  • insignis = opvallend
  • eques / equites m = ruiter
  • caedere = neerslaan / doden / omhakken
  • hasta = lans
  • transfigere = doorboren
  • lacus = meer
  • lacus 4

    een meer

  • pavor / pavores m = (doods)angst
  • angustus = nauw
  • arduus = steil
  • evadere = ontsnappen
  • deesse = ontbreken (aan)
  • palus / paludes v = moeras
  • caput / capita o = hoofd
  • equitatus (4) = ruiterij
  • posterus = volgende
  • dies (5) m / v = dag
  • fides (5) = trouw / erewoord
  • milia (meervoud) = duizend(tallen)
  • servare = redden / bewaren
  • vinculum = band