Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • καλός = mooi / goed / passend
  • μετά / μετ' / μεθ' + gen. = (samen) met
  • ἡμῶν = (van) ons (gen. van ἡμεῖς)
  • ὁ νόμος = gewoonte / gebruik / wet
  • νῦν = nu / dus / dan
  • φρονέω = denken / verstandig zijn
  • εἰ = indien / als (conditioneel) / of (in afh. vraagzin)
  • φῄς = jij zegt (2e p. ev. van φημι)
  • παρά / παρ' + dat. = aan de kant van / bij
  • δοκέω fut. δόξω aor. ἔδοξα = (+ dat. en inf.) schijnen / de indruk maken / (+ A.c.I.) menen
  • ἄθλιος = ongelukkig
  • τρέφω / aor. ἔθρεψα = voeden / grootbrengen / onderhouden
  • κρείττων / κρείττονος = sterker / beter
  • δεῦρο = hierheen
  • τὸ κάρα / κρατός = hoofd (acc. ook τὸν / τὸ κρᾶτα)
  • ὁ κισσός = klimop
  • ἰών / ἰοντος = part. prs. van εἶμι (gaan)
  • ὁ διδάσκαλος = leraar
  • ἡ δίκη = recht / rechtszaak / proces / vonnis / straf
  • ἄνω (bijw.) = omhoog / boven
  • κάτω (bijw.) = (naar) beneden / onder
  • ὁμοῦ = op dezelfde plaats / samen / bijeen / tegelijk
  • ὁ ἄνεμος = wind
  • μάλιστα (bijw.) = het meest / het liefst / vooral / bij uitstek
  • δράω = doen / handelen
  • ἡ νόσος = ziekte
  • δέσμιος = geboeid
  • τυγχάνω / aor. ἔτυχον = (+ gen.) treffen / krijgen / (+ part.) het geval wil dat / ... toevallig / ...net / ... juist
  • (ἀπο)θνῄσκω / fut. (ἀπο)θανοῦμαι aor. (ἀπ)έθανον perf. τέθηνκα = sterven / gedood worden
  • αἱ Θῆβαι = Thebe