EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Oudgrieks
Eisma
Euripides 2021 Basiswoorden
Blok 11 (Hfdst. 4, 2, j)
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Oudgrieks
Nederlands
οἶσθα
=
jij weet (2e p. ev. van οἶδα weten)
ποῦ;
=
waar?
ὁ λόγος
=
woord / gesprek / verhaal / bericht
ἤδη
=
reeds / nu / eindelijk / voortaan
πρίν
=
(bijw.) vroeger / tevoren / (+ A.c.I. / inf. / pers.vorm) voordat / alvorens
καίπερ + part.
=
hoewel
ἄγριος
=
wild / woest
μηδείς / μηδεμία / μηδέν / gen. μηδενός
=
niemand / niets (zelfst.) / geen enkel(e) (bijv.)
μηδέν
=
niets / geen enkele (onz. van μηδείς) / volstrekt niet / geenszins (bijw.)
ἕπομαι + dat. / impf. εἱπόμην aor. ἑσπόμην
=
volgen / meegaan met
κισσινός (bijv. nw.)
=
van klimop (gemaakt)
πειράομαι + gen.
=
proberen / trachten
αἰσχρός
=
lelijk / schandelijk
δύο
=
twee
πίπτω / fut. πεσοῦμαι / aor. ἔπεσον
=
vallen
ὅμως (bijw.)
=
toch
δουλεύω
=
slaaf zijn / dienen
ὅπως μή
=
opdat niet
ὅπως
=
hoe / zoals / (+ conj. / opt.) opdat / om te
τὸ πρᾶγμα / πράγματος
=
daad / handeling / zaak / aangelegenheid