Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • μετά / μετ' / μεθ' + gen. = (samen) met
  • μετά / μετ' / μεθ' + dat. = te midden van / in gezelschap van / tussen / bij
  • μετά / μετ' / μεθ' + acc. = na
  • ἀλλήλους (acc. mv.) = elkaar
  • τέρπω = vermaken / blij maken
  • τέρπομαι = zich vermaken / genieten
  • αὖ / αὖτε / αὖτις = wederom / opnieuw / aan de andere kant / op mijn etc. beurt / daarentegen
  • οἴομαι = menen / vermoeden
  • ἡ νίκη = overwinning
  • ὅπως (onbep. betrekk. vnwd.) = hoe / zoals
  • ὅπως + conj. / opt. = opdat / om te
  • ἔσται = hij / zij / het zal zijn
  • τὸ ἔργον = werk / daad
  • ἡδύς / ἡδέος = aangenaam / fijn
  • φημί / φημι = zeggen / beweren / ja zeggen / (soms) denken
  • ἧμαι = zitten
  • τὰ κακά = onheil / ongeluk / rampen / onheil / ongeluk / rampen
  • οἱ Τρῶες / Τρώων = Trojanen
  • ἡ Ἀθηναίη = Athena
  • ἄγριος = wild / woest
  • αἰνός = vreselijk / verschrikkelijk
  • ὁ πόνος = inspanning / moeite / werk / pijn / nood
  • ὁ ἵππος = paard
  • ἀγείρω = verzamelen / bijeenroepen