EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Oudgrieks
Eisma
Homerus 2022 Basiswoorden
Blok 13 (Hfdst. 4 / 1a & b)
Basiswoorden bij het CE Grieks 2022
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Oudgrieks
Nederlands
μετά / μετ' / μεθ' + gen.
=
(samen) met
μετά / μετ' / μεθ' + dat.
=
te midden van / in gezelschap van / tussen / bij
μετά / μετ' / μεθ' + acc.
=
na
ἀλλήλους (acc. mv.)
=
elkaar
τέρπω
=
vermaken / blij maken
τέρπομαι
=
zich vermaken / genieten
αὖ / αὖτε / αὖτις
=
wederom / opnieuw / aan de andere kant / op mijn etc. beurt / daarentegen
οἴομαι
=
menen / vermoeden
ἡ νίκη
=
overwinning
ὅπως (onbep. betrekk. vnwd.)
=
hoe / zoals
ὅπως + conj. / opt.
=
opdat / om te
ἔσται
=
hij / zij / het zal zijn
τὸ ἔργον
=
werk / daad
ἡδύς / ἡδέος
=
aangenaam / fijn
φημί / φημι
=
zeggen / beweren / ja zeggen / (soms) denken
ἧμαι
=
zitten
τὰ κακά
=
onheil / ongeluk / rampen / onheil / ongeluk / rampen
οἱ Τρῶες / Τρώων
=
Trojanen
ἡ Ἀθηναίη
=
Athena
ἄγριος
=
wild / woest
αἰνός
=
vreselijk / verschrikkelijk
ὁ πόνος
=
inspanning / moeite / werk / pijn / nood
ὁ ἵππος
=
paard
ἀγείρω
=
verzamelen / bijeenroepen