Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ὁ / ἡ κύων / κυνός = hond
  • λανθάνω / λήθω + acc. = ontgaan / verborgen / onopgemerkt blijven voor
  • θέω = rennen / snellen
  • ἀΐσσω = (act. en med.) zich snel bewegen / (toe)snellen / vliegen
  • εὑρίσκω = vinden / ontdekken / aantreffen
  • τὸ βέλος / βέλεος = werptuig: pijl of speer
  • πρός + gen. = van / aan de kant van / door (bij passiva)
  • πρός + dat. = bij / tegen . . . aan
  • πρός + acc. = naar / tot / tegen
  • τὸ πεδίον = vlakte
  • ὁ ὄνειρος = droom
  • δύναμαι = kunnen / in staat zijn
  • διώκω = achtervolgen / vervolgen
  • τὸ μένος / μένεος = (geest)kracht / moed / energie / adrenaline / agressie
  • τὸ γόνυ / γούνατος / γουνός = knie
  • δῖος = edelgeboren
  • ἐάω = (toe)laten / toestaan
  • δεύτερος = tweede
  • ἀφικνέομαι = aankomen
  • τίθημι = leggen / plaatsen
  • τίθημι + dubb. acc. = maken tot
  • μέσος = middelste / in het midden (predicatief) / midden-
  • οἴχομαι = weg(gegaan) zijn / (weg)gaan
  • ὁ Πηλεΐων / ωνος = de zoon van Peleus (Achilles)
  • ἱκνέομαι / ἱκάνω / ἵκω = aankomen / bereiken / aangekomen zijn / bereikt hebben
  • ἡ μάχη = strijd
  • πάσχω = lijden / te verduren hebben / ondervinden / ervaren