Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • χαίρω + dat. = blij zijn met / plezier hebben in
  • ἡ φωνή = stem / geluid
  • τὸ ἄστυ / ἄστεος = stad
  • περί + gen. = om / over / aangaande (bij werkwoorden van ‘strijden' / ‘spreken' / ‘denken' / ‘zorg hebben') / meer dan / boven
  • περί + acc. = (van plaats) rondom / om . . . heen / met betrekking tot / omstreeks
  • ταχύς / ταχέος = snel
  • ἄγε / ἄγετε (δή / δεῦρο) = vooruit!
  • μένω = wachten / blijven / wachten op
  • προσέειπε(ν) + acc. = hij / zij sprak tot
  • τιμάω = eren
  • ὁ ὀφθαλμός = oog
  • πότνια (nom. ev. vrl.) = meesteres / machtige / eerbiedwaardige
  • ἡ μήτηρ / μητρός = moeder
  • ὁ ἑταῖρος / ἕταρος = makker / vriend
  • ἅπας / ἅπαντος = (ge)heel / al / ieder / (mv.) alle
  • ἵνα + conj. / opt. = opdat / om te
  • ἵνα +ind. = waar (betrekk.)
  • κορυθαίολος = met flikkerende helm / met wuivende helmbos
  • ὁ Πηλεύς / ῆος / έος = Peleus
  • (τὸ) πάρος (bijw.) = vroeger / eerder
  • ὁ νεκρός = lijk / dode
  • ἔσσονται = zij zullen zijn
  • πάλιν (bijw.) = terug / weer / daarentegen