Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • πόδας ὠκύς = snel wat betreft zijn voeten / snelvoetig
  • ὁ / ἡ λέων / λέοντος = leeuw / leeuwin
  • πιστός = trouw / betrouwbaar
  • τὸ αἷμα / αἵματος = bloed
  • κτείνω / ἀποκτείνω = doden
  • φαίδιμος = schitterend / stralend / krachtig
  • ἀμύμων / ονος = onberispelijk / voortreffelijk / edel
  • μήν = waarlijk / werkelijk / voorwaar / zeker / heus
  • ὁ Πηληϊάδης / εω = zoon van Peleus
  • χώομαι = boos zijn / ontstemd zijn / toornig zijn
  • αἰτέω + dubb. acc. = iemand iets vragen (om iets te krijgen) / eisen
  • μακρός = lang
  • πάρειμι = aanwezig zijn / bijstaan
  • πάλαι (bijw.) = lang geleden / vroeger / allang
  • ἑκηβόλος = uit de verte treffend
  • πυνθάνομαι = vernemen / horen / vragen naar / informeren naar (praes.)
  • ὡς = hoe / zoals / als (vergelijkend) / dat (bij werkwoorden van zeggen)
  • ὥς τε = zoals
  • ὥς / ὧς = zo
  • τὸ σάκος / εος = schild
  • φωνέω = (luid) spreken / stem verheffen
  • ἁρπάζω = plunderen / grijpen / roven
  • τὸ φάσγανον = zwaard
  • πρόσθε(ν) (bijw.) = (van plaats) aan de voorkant / van voren / (van tijd) van tevoren / vroeger
  • οἷος (betrekk.) = (zodanig) als / zoals
  • ὁ ἀστήρ / ἀστέρος = ster
  • ὁ χρώς / χροός = huid / vlees / lichaam