Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Basiswoorden bij het CE Grieks 2022

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ὁ θρόνος = troon / zetel
  • ἵζω = doen zitten / gaan zitten
  • ἡ πατρίς / πατρίδος / ἡ πατρίς γαῖα = vaderland
  • ζώω = leven
  • τὸ φάος = licht
  • μηκέτι = niet meer / niet langer
  • ὁ ἄγγελος = bode
  • ἔτλην (aor.) = wagen / durven
  • ὁ βροτός = sterveling
  • ἡ θύρα = deur
  • ὁ ἱκέτης = smekeling
  • ἔδεισα (aor.) = ik werd bang
  • ὁ Πηλεΐδης = zoon van Peleus
  • οἶος = alleen
  • ἅμα (bijw.) = tegelijk
  • ἕπομαι + dat. = volgen / meegaan met
  • ὁ κῆρυξ / κήρυκος = heraut / bode
  • ὁ νέκυς / νέκυος = dode / lijk
  • οἶκονδε = naar huis
  • λούω = wassen
  • ἄχνυμαι = bedroefd zijn / verdrietig zijn
  • ἡ κραδίη = hart