Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ως = hoe; wat
  • μακαριος = gelukkig
  • νομιζω = ik meen; ik denk
  • αει = altijd; steeds
  • ηυρον = ik vind
  • λεξω = ik zal zeggen
  • ο ανηρ = de man
  • ημετερος = ons; van ons
  • ου,ουχ,ουκ = niet
  • οιος τε ειμι = ik ben in staat; ik kan
  • αμυνω = ik weer af
  • υπο-λειπω = ik laat achter
  • εμαθον = ik verneem; ik begrijp
  • υγιαινω = ik ben gezond
  • εκεινος = die
  • σε = jou; je
  • η ασφαλεια = de veiligheid
  • οικαδε = naar huis
  • εφαγον = ik at
  • σφοδρα = zeer
  • το δειπνον = de maaltijd
  • τρεις = drie
  • επιθυμεω = ik verlang
  • πας = heel; geheel; ieder; allen