Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ἐπεί = toen / nadat
  • ἐμός = mijn
  • ἡ τελευτή = het einde
  • ὁ οἶνος = de wijn
  • τὸ ὕδωρ / ὕδατος = het water
  • πρῶτον bijw. = eerst
  • ἡ ἡμέρα = de dag
  • πρίν = alvorens te
  • εἰσβαίνω = ik ga (naar) binnen / ik ga in
  • ἕκαστος = elk / ieder
  • τὸ σῶμα / σώματος = het lichaam
  • ὅλος = heel / geheel
  • ἡ νύξ / νυκτός = de nacht
  • ὁ ποταμός = de rivier
  • θύω = ik offer / ik breng een offer
  • ὁ παῖς / παιδός = het kind / de zoon
  • ποιέω = ik doe / ik maak
  • τέταρτος = vierde
  • οὗ = waar