Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ἀλλήλοις dat. = elkaar
  • ἀλλήλοις dat.

    elkaar komt niet in de nom. voor

  • φράζω = ik toon / ik deel mee
  • ἆρα μή; = toch niet?
  • ἆρα μή;

    toch niet? de spreker verwacht het antwoord 'nee'

  • ἀποκρίνομαι = antwoorden
  • οἴ(ο)μαι = ik meen / ik denk
  • προςήκει = het past; het is passend
  • ἄθλιος = ongelukkig
  • λυπέομαι + dat. = ik ben verdrietig over
  • ἡ ἀγγελία = het bericht
  • ἀγγέλλω = ik bericht
  • εὐφραίνομαι = ik verheug me / ik ben blij