Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Oudgrieks Nederlands
  • ἀφ-ικόμην = aor. van ἀφ-ικνέομαι
  • ὁ κῶμος = de (feestelijke) optocht
  • κατα-λύω = ik ontbind / beëindig / maak einde aan
  • ὁ φίλος = de vriend
  • ἐπ-αν-έρχομαι = ik keer terug naar
  • προσ-άγω = ik breng naar
  • ἑαυτοῦ / ἑαυτῆς = van zichzelf / van haarzelf
  • δέχομαι = ik ontvang / ik neem aan
  • εἰσ-άγω = ik breng naar / ik breng in
  • ἤγαγον aor. van ἄγω = ik leid / ik voer / ik breng
  • χθές bijw. = gisteren
  • πρότερον bijw. = vroeger / eerder / tevoren / voorheen
  • πάρ-ειμι + dat. = ik ben aanwezig bij / ik help
  • ἐπυθόμην πυνθάνομαι = ik vraag na / ik informeer naar
  • ἐπυθόμην πυνθάνομαι

    ik vraag na / ik informeer naar aor. ik verneem

  • πλείων / πλείονος bijv.nw = meer
  • ἡδύς = zoet / aangenaam